Interoceptie, de waarneming van onszelf
Wat is interoceptie?
Interoceptie is het proces waarbij prikkels vanuit ons eigen lichaam waargenomen worden en betekenis krijgen. Naast de door iedereen gekende zintuigen die prikkels van buiten ons lichaam waarnemen (het zicht, het gehoor, de tast, het proeven en het ruiken), hebben we ook een aantal zintuigen die waarnemen wat er i n ons lichaam gebeurt. In sommige classificatiesystemen wordt interoceptie heel ruim gezien. Zowat alles wat waar te nemen is in ons lichaam valt er dan onder: de toestand van onze spieren, organen, pijn, temperatuur, de hormoonhuishouding, het immuunsysteem… In zijn meer nauwe definitie wordt er vooral verwezen naar het in kaart brengen van de toestand van onze organen.
Wat doet het?
Interoceptie speelt een belangrijke rol. In eerste instantie verzamelt het interoceptische zintuig de nodige informatie om je in leven te houden. Heb je nog voldoende zuurstof, energie, vocht? Is er ergens schade in het lichaam? Werken de organen naar behoren? Dit hele proces loopt grotendeels op de achtergrond en wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel op basis van de interoceptische informatie. We zijn ons daar meestal niet van bewust zolang alles goed loopt. Dit hele proces noemen we homeostase of ook wel alleostase. Af en toe is er echter ook actie nodig. Het lichaam heeft voedsel nodig. Het moet zich ontdoen van een aantal afvalstoffen. Er loopt i ets mis dat ons lichaam niet zomaar uit zichzelf kan herstellen. Op dat moment komen de interoceptische prikkels door tot in ons bewustzijn. Zodoende stellen we best gedrag dat tegemoet komt aan de lichamelijke behoeften. We eten of drinken, of plannen een bezoek naar de dokter.
Interoceptie zorgt dus voor zaken zoals hongergevoel, dorstgevoel, verzadigingsgevoel, nood om naar het toilet te gaan, maar ook een gevoel van vermoeidheid bijvoorbeeld, of koortsigheid, oververhitting, onderkoeling… Bij beschadiging van het weefsel, wanneer dringende actie nodig is, vertaalt het zich in pijn.
Op zich al erg belangrijk natuurlijk, maar dat is niet alles. De interoceptische gewaarwording ligt ook aan de basis van ons zelfbewustzijn en onze emoties én het heeft een invloed op ons denken. Dat zelfbewustzijn mag je vrij letterlijk nemen: het is het meest directe zintuig dat ons een ervaring geeft van het fundament van ons zijn, namelijk ons lichaam. Dankzij de interoceptie kunnen we ons eigen lichaam ervaren en krijgen we zo een gevoel van een ‘zelf’, van iemand te zijn die te onderscheiden is van de wereld rondom zich.
Ook onze emoties vinden hun oorsprong in de interoceptische prikkels. Vanuit onderzoek naar de werking van de hersenen zien we dat het gebied i n de hersenen dat verantwoordelijk is voor de verwerking van de interoceptische prikkels hetzelfde gebied is dat betrokken is bij emotionele gewaarwordingen (namelijk de insula). Om het wat kort door de bocht te zeggen: emoties die we ervaren, zoals boosheid, verdriet, blijheid… in alle mogelijke schakeringen, zijn eigenlijk de betekenis die we geven aan de interoceptische prikkels die we oppikken vanuit ons lichaam.
Zo zien we bijvoorbeeld in onderzoek dat mensen die een goede interoceptie hebben ook een sterker gevarieerd en verfijnd emotioneel bewustzijn hebben. Ook ons denken wordt beïnvloed door onze interoceptie. Als onze lichamelijke behoeftes niet goed in balans zijn, kortom, als we ons (interoceptisch) niet zo goed voelen, dan hebben we de neiging om de wereld rondom ons negatiever in te schatten. We projecteren het negatieve gevoel op onze omgeving. We zien eerder moeilijkheden dan mogelijkheden, we vertrouwen mensen minder, we geloven minder in onszelf… De interoceptie is dus niet enkel belangrijk in het hier en nu -om ons in l even te houden- maar speelt ook een heel grote rol in de ontwikkeling. Die rol zien we bijvoorbeeld terug in de eerste levensjaren waar fundamenten gelegd worden van ons zelfbeeld en de emotionele ontwikkeling. Een minder goede werking van het zintuig kan dan ook een probleem zijn bij het l eggen van die fundamenten.
Hoe zit dat bij mensen met autisme?
Interoceptie is een zintuig. En we weten dat veel mensen met autisme zintuiglijke problemen kunnen hebben. Dat kan dus ook bij de interoceptie. Zowel de gekende over- als ondergevoeligheid kan zich voordoen en dat zal zijn gevolgen hebben op de reeds eerder genoemde functies van de interoceptie. Mensen met een verlaagde interoceptie voelen soms hun lichamelijke behoeftes niet voldoende aan. Zo hebben ze misschien geen honger- of dorstgevoel.
Pas als de honger tot lichamelijke ongemakken leidt, beseffen ze wat er aan de hand is. Het ontwikkelen van zindelijkheid kan ook bemoeilijkt zijn, simpelweg omdat de prikkel van de blaas enkel waargenomen wordt als hij erg sterk wordt. Als de nood al erg hoog is dus. En soms zelfs helemaal niet. Sommige mensen met een verlaagde interoceptie voelen hun vermoeidheid niet voldoende en halen zo hun dagen nachtritme overhoop.
De emotionele ontwikkeling zal hier eveneens door verstoord worden. Hoe goed je in staat bent om je eigen gevoelens te onderscheiden, wordt uitgedrukt in ‘emotionele granulariteit’. Een beetje zoals schuurpapier: is het heel grof of heel fijn? Mensen met een lage interoceptie en dus een lage emotionele granulariteit komen soms niet verder dan ‘ik voel me goed’ of ‘ik voel me slecht’. Zonder daar verder onderscheid in te kunnen maken.
Zo is het moeilijk om emoties te reguleren, je kan pas reguleren wat je waarneemt. Een gevolg daarvan kan zijn dat we bijvoorbeeld schijnbaar plotse woedeuitbarstingen of heftige schommelingen in emotionele toestand ervaren. Ook het denken zal door een lage interoceptie beïnvloedt worden. Zo zien we vaak het ontbreken van een buikgevoel (en ja, dat begint dus echt in je buik). Buikgevoel is belangrijk in het snel nemen van intuïtieve beslissingen, dat hebben we nodig in sociale situaties.
Het ontbreken ervan leidt tot soms eindeloos overdenken en piekeren. Als je je lichamelijke noden niet goed kan inschatten en reguleren riskeer je meer sombere, negatieve gedachten. Vergelijk het met een visueel aangename, esthetische omgeving. Van die aangename prikkels krijg je een goed gevoel. Een ‘lelijke’ visuele omgeving geeft je een slechter gevoel. Wel, de interoceptische prikkels, als ze eindelijk doorkomen, zullen eerder ‘lelijk’ zijn. Dit omdat ze pas doorkomen als ze erg sterk zijn, op het moment dat er al een dringende nood is voor het lichaam (honger! dorst! uitgeput!). Die onaangename prikkels beïnvloeden evengoed ons gemoed en ons denken.
Wat kunnen we doen? Concrete tips.
Gelukkig zijn er wel een aantal zaken die we kunnen doen. Een betere bewustwording van dit hele proces kan sowieso leiden tot meer begrip voor het soms moeilijk te begrijpen gedrag. Zowel bij sommige mensen met autisme zelf, via psycho-educatie, als bij de omgeving. En daarnaast zijn er ook een aantal concrete aanpassingen, strategieën en leerdoelen die we kunnen toepassen.
Strategieën bij een niet goed werkende interoceptie
Begrip hebben
Beter begrijpen leidt tot meer begrip. Zelfs als je niets meer kan doen, is dit toch al een heel belangrijke strategie. Zowel voor de persoon in kwestie als voor de omgeving ervan. Meer begrip leidt er toe dat we onze interpretatie verschuiven van het meer negatieve ‘hij of zij is weer lastig’ naar ‘hij of zij heeft het lastig’. We begrijpen dat het gedrag dat voortkomt uit een slecht werkende interoceptie niet de keuze en dus ook niet de schuld van de persoon zelf is.
Dit is belangrijk voor de omgeving. We kunnen meer geduld opbrengen als we begrijpen waarom iets is. Bovendien vermijden we verdere beschadiging van het zelfbeeld van de persoon door ons minder boos te maken. Daarnaast is een juiste inschatting van het probleem ook de eerste stap naar er iets aan doen. Maar dat inzicht in wat interoceptie precies is en doet, is ook belangrijk voor de persoon in kwestie. Je mag het vrij letterlijk interpreteren als ik hier zeg: ‘ meer kennis over interoceptie leidt tot meer zelfkennis’.
We zagen reeds dat interoceptie namelijk op een heel rechtstreekse manier je zelfbewustzijn en je zelfbeeld bepaalt. Ook voor mensen met autisme is het belangrijk om hun eigen gedrag beter te begrijpen, om zichzelf ook beter te kunnen aanvaarden. Maar ook om strategieën aan te leren die helpen om beter om te gaan met de moeilijkheden die voortkomen uit een minder goed werkende interoceptie. Psycho-educatie rond dit thema kan veel bieden voor zij die er de mogelijkheid toe hebben.
Woedethermometer
Een vaak gebruikt hulpmiddel zijn de zogenaamde ‘woedethermometers’ of ‘ gevoelsmeters’. Een schaal met een aantal onderverdelingen, vaak 10, ondersteund met kleuren (groen, oranje, rood) die een visueel hulpmiddel moet zijn voor iemand om aan te geven hoe hoog zijn of haar stressniveau i s. Fijn dat er een visueel hulpmiddel is, maar we kunnen ons de vraag stellen of dit wel iedereen haalbaar is op deze manier. Een schaal tot 10 veronderstelt toch al een zekere ‘granulariteit’. Het kan best moeilijk zijn voor iemand met een verlaagde interoceptie om het verschil tussen 6 en 7 aan te geven.
Die moeilijkheid geeft dan misschien weer stress waardoor de stressthermometer volledig aan zijn doel voorbij gaat. Hoe meer gradaties, hoe moeilijker. We kunnen ons afvragen wat de functionaliteit van het rode gebied is. Meestal wil dit zeggen dat iemand een bepaalde grens voorbij is: dat hij een meltdown heeft of door het lint gaat. Personen die dat meemaken zijn op dat moment meestal niet meer in staat om daar op dat moment over te communiceren met een visueel hulpmiddel, noch zullen zij open staan voor jouw communicatie daarrond.
Als je deze twee bedenkingen meeneemt tot in hun meest zuivere vorm kom j e uit bij een stressthermometer met maar twee onderverdelingen: ‘Alles gaat goed’ en ‘De stress neemt toe, er moet iets gebeuren’. Groen en oranje zeg maar. Ik wil hier absoluut niet zeggen dat elke stressthermometer er zo moet uitzien. Het is wel een oproep om erbij stil te staan of de stressthermometer die jij gebruikt voor iemand wel degelijk aan zijn doel beantwoordt en niet te moeilijk is voor de persoon in kwestie.
Aansturen van buitenaf
Een verlaagde interoceptie betekent een minder goed ‘voelen’ van de lichamelijke behoeftes (honger, dorst, vermoeidheid, nood aan toilet…) en de feedback vanuit het lichaam op omgevingsfactoren (verzadiging, onderkoeling of oververhitting…). We kunnen proberen werken aan een betere interoceptie (zie laatste strategie), maar vaak zal een sturing van buitenaf nodig zijn. Als je eigen lichaam niet sterk aangeeft wat er nodig is, moet die prikkel misschien van buiten je lichaam komen.
Dat kan een persoon zijn die communiceert wat er nodig is of een visueel of technologisch hulpmiddel. Een dagschema waarin drinkmomenten zijn opgenomen bijvoorbeeld. Een smartwatch die een signaal geeft… Hoe ernstiger de eventuele verstandelijke beperking, hoe meer de verantwoordelijkheid zal verschuiven naar iemand uit de omgeving die aanstuurt. Creëer misschien ook een omgeving die op voorwerpniveau communiceert. Een app die een signaal geeft dat je moet drinken is één ding, maar een fles water en een glas op je werktafel communiceert evengoed op een constante en heldere manier.
Aandacht voor gezond leven
We kennen allemaal de drie grote pijlers van een gezond leven : gezond eten, voldoende bewegen en een goed slaapritme. Dat is haast een open deur intrappen, maar vanuit de interoceptie begrijpen we nu beter waarom dit belangrijk is. Zeker voor iemand met een verlaagde interoceptie. Een lichaam uit balans (te vet en suikerrijk eten, te weinig beweging, te weinig of onregelmatige slaap,…) heeft via de interoceptie invloed op onze emoties en zelfs op ons denken. Als je dan nog die lichamelijke noden minder aanvoelt, is het risico op stevig uit balans geraken helemaal groot. Extra aandacht voor deze drie pijlers is hier erg belangrijk. Psycho-educatie -zoals we reeds eerder aanhaalden- kan helpen om het ‘moeten’ (je moet op tijd gaan slapen! je moet gezond eten! je moet gaan sporten!) te veranderen in ‘willen’.
Lichaamsbesef doen toenemen
De meest directe manier om iets te doen is natuurlijk proberen om rechtstreeks de interoceptie te verbeteren. Net als bij elk ander zintuig kan j e vaardiger worden door oefening en training. Besef wel dat daar grenzen aan zijn. Het is een langdurig proces en een mogelijks zintuiglijk probleem bij het zintuig kan je niet fundamenteel wegwerken. Dat belet niet dat we met gerichte oefeningen en activiteiten wel resultaat kunnen halen. Zoals bij veel vaardigheden in de ontwikkeling zal het effect groter zijn naarmate we er vroeger in de ontwikkeling aan beginnen. Algemene strategieën komen vaak neer op mindfulness en meditatie.
Beiden vragen aandacht voor wat er hier en nu te voelen is. Mindfulness verschuift de focus van het denken naar het zijn en het voelen. De aandacht wordt op het lichaam gericht. Wat aandacht krijgt ervaren we beter. Wetenschappelijk onderzoek toont ook aan dat mensen die regelmatig mediteren een vergroting en betere connecties krijgen in de insula. Je herinnert je misschien nog dat dat het gebied is in de hersenen dat verantwoordelijk is voor de verwerking van interoceptische informatie en het tot stand komen van onze emoties. Natuurlijk zijn er ook meer specifieke oefeningen.
Ze komen vaak neer op het in een bepaalde toestand brengen van het lichaam (bijvoorbeeld een paar keer de trap op en af lopen) om dan van daaruit ook weer die aandacht te richten op wat je nu voelt (je spieren, je ademhaling, de gestegen en stevigere hartslag…). Het is belangrijk, zeker bij mensen met autisme, om dit visueel te ondersteunen en zo helder mogelijk te maken. Vanuit dit betere lichaamsbesef is de volgende stap om er betekenis aan te koppelen.
Van voelen naar emotie, om van daaruit te kijken welke nu de beste strategie is om die emotie te reguleren. Vaak zetten wij met allerlei therapieën en activiteiten onmiddellijk in op de laatste stap. Een recept voor heel wat frustratie, bij de persoon zelf en bij de therapeut of begeleider.
Conclusie
We besteden veel aandacht aan de goed gekende zintuigen. Het zien, horen, voelen, ruiken en proeven. Ook bij eventuele zintuiglijke problemen zoals over- of ondergevoeligheden blijven we vaak enkel bij deze zintuigen stilstaan. We hebben gezien dat het toch de moeite loont om ook aandacht te geven aan onze inwendige, minder gekende, zintuigen. Ze spelen een uiterst belangrijke rol in ons welbevinden. Een zintuiglijk probleem op één van die zintuigen kan dan ook een ernstige verstoring betekenen in dat welbevinden en zelfs een hinderpaal zijn in de ontwikkeling van iemand. Gelukkig hebben we de kennis en de strategieën om ook hier iets te kunnen betekenen.